Anse a la Gourde, Guadeloupe, FWI
De site van Anse a la Gourde ligt aan de NE kant (Atlantisch) van Grande Terre, Guadeloupe. Tussen 1995 en 2000 heeft de Universiteit Leiden in samenwerking met het Franse DRAC en ARPAG opgravingen uitgevoerd op deze site. Onder leiding van Corinne Hofman en Menno Hoogland is er een totale oppervlakte van 1424 m2 onderzocht.
Niet alleen werden er complete huisplattegronden aangetroffen ook bevatte de site vele inhumaties. Deze menselijke begravingen werden uitvoerig onderzocht en beschreven in vele publicaties. Het dierlijke botmateriaal werd geanalyseerd door het Muséum national d’Histoire naturelle in Parijs en het schelpmateriaal door Dennis Nieweg. De periode waaruit het materiaal afkomstig is post-Saladoid en Troumassoid (450-1400 AD).
(English) The site of Anse à la Gourde is situated at the north-east end of Grande Terre, Guadeloupe and thus exposed to the Atlantic coast. The site has been subjected to extensive investigations between 1995 and 2000. In total 1424 m2 have been excavated.
The site has a surface area of approx. 4 ha and has known four successive occupation phases radiocarbon dated between AD 450 and AD 1350/1400. The major occupation, though, took place between AD 1000 and AD 1350/1400. Material remains associated with this occupation phases belong to the post-Saladoid or Troumassoid series.
Ceramics are characterized by vessels with simple shapes, rarely decorated but often covered by a red slip. Incisions are large and shallow, modelled zoomorphic and anthropomorphic representations occur on the vessel rims. Legged griddles are present. Influences from both the northern (Mamoran Troumassoid) and the southern (Suazan Troumassoid) Lesser Antilles are evidenced in this ceramic assemblage. Excavations at the site took place between 1995 and 2000.
Een korte introductie over Anse a la Gourde, zie PDF:
https://www.archaeoconchology.com/wp-content/uploads/2020/05/18-13.pdf
Spaanse Water, Curaçao
Op Curaçao zijn naar aanleiding van een bureauonderzoek en een verkennend onderzoek in 2007 een aantal opgravingen uitgevoerd in 2008 en 2009 door de Universiteit Leiden, Faculteit der Archeologie. Deze opgravingen vonden plaats in 2008 op de archaïsche vindplaatsen C-039 en C-215 aan de oostkust van het Spaanse Water. Begin 2009 is ook de nabijgelegen vroeg-archaïsche vindplaats Seru Boca (C-038/ SBOC-0109) onderzocht. Door bouwwerkzaamheden in het gebied van het Spaanse Water en de aanwezigheid van zogenaamde shellmiddens kwamen de bovengenoemde archeologische vindplaatsen voor onderzoek in aanmerking. De vindplaats C-215 is gelegen op de grens van het heuvellandschap en een saliña of zoutmeer ten zuiden van vindplaats C-039 en bestaat uit één shellmidden. Seru Boca (C-038) is gelegen in het terrassenlandschap dat centraal ligt tussen de vindplaatsen C-039 en C-215 en bestaat naast een vroeg-archaïsche schelpcomponent ook uit een kleine koloniale haardplaats, opgegraven onder een overhangende rots met rotsschilderingen
Tijdens het onderzoek op de vindplaatsen C-038 en C-215 is veel schelpmateriaal aangetroffen en geanalyseerd door Dennis Nieweg. Dit schelpmateriaal betreft de bulk van al het aangetroffen archeologisch materiaal. Het materiaal is in units (putten) en zogenaamde squares opgegraven en lag over het algemeen erg oppervlakkig. Van alle soorten schelpen aanwezig op beide vindplaatsen zijn er slechts een paar die als voedsel hebben gediend. De meest algemene (voedsel-)soorten aanwezig in het materiaal waren de slakken (gastropoden): Lobatus gigas (kroonslak), Melongena melongena, Cittarium pica (West Indische topschelp) en een aantal oesterachtige tweekleppigen zoals Pinctada imbricata radiata en Crassostrea rhizophorae. Naast de soorten zoals boven beschreven zijn er ook veel kleine soorten aangetroffen. Deze kleine soorten gastropoden zijn op de vindplaats terecht gekomen door de lokale fauna (bijvoorbeeld meegenomen door de landheremiet Coenobita clypeatus), bijvangst en of post-depositionele processen zoals bioturbatie veroorzaakt door bijvoorbeeld landkrabben uit de familie Gecarcinidae. Een aantal kleine soorten die waarschijnlijk wel expres verzameld zijn, zijn soorten van het genus Nerita, Tectarius en Nodilittorina. Deze genera zijn eetbaar en gelijkwaardige soorten worden bijvoorbeeld ook in de Pacific gegeten.
Duidelijk is dat de lokale Amerindiaanse bevolking gebruik maakte van de lagune van het Spaanse water om voedsel te zoeken. Binnen het aangetroffen schelpmateriaal van de vindplaatsen C-215 en C-038 zijn ook veel landslakken aanwezig. Deze landslakken zijn recent nog veel te vinden op Curaçao en het Spaanse Water en betreft de soort Cerion uva uva. Na C-14 datering van de bovengenoemde vindplaatsen bleek dat de vindplaats C-215 archaïsch is (2822-2586 BC) en de vindplaats C-038 vroeg-archaïsch (2908-2701 BC). De landslak Cerion uva is een algemene soort op de ABC-eilanden.
voor info over Curaçao zie PDF’s:
https://www.archaeoconchology.com/wp-content/uploads/2017/11/Spaanse-Water-definitief-archaisch.pdf
Bovenstaand hoofdstuk is afkomstig uit:
Hoogland, M.L.P., J.A.M. Vermeer, D. van den Biggelaar (eds.), 2014. Spaanse Water, Curaçao: Archeologisch onderzoek naar de Archaïsche tijd op de vindplaatsen C-038, C-039 en C-215. Technical Report for Leiden University, Leiden.
https://www.archaeoconchology.com/wp-content/uploads/2020/05/ARNA-2019-Nieweg.pdf
Deze pagina is in bewerking!!